Naam student: Hanneke Merks
Klas: C
Slb’er: Suzanne Raaijmakers
Datum: 18-03-2014
Stageschool: De Troubadour
Mentor: Eveline Vermeulen
Groep: 4
Lesdoel: De kinderen moeten na deze les getallen kunnen aanvullen t/m 100 in de vorm van een aftrek som. Ze moeten kunnen aftrekken t/m 100 met tientalpassering en ze moeten zich beter kunnen oriënteren op het bepalen van mogelijke prijzen bij artikelen.
Persoonlijke leerdoel: Zelf heb ik vaak erg veel moeite met rekenen, daarom is dit een goede training om zelf ook beter te worden in rekenen. Ook moet ik de uitleg goed visualiseren en zorgen dat ik het niet te moeilijk maak voor de kinderen.
Erg belangrijk is dat ik op de tijd let, de les moet niet te lang duren maar wel duidelijk zijn. Daarom is het belangrijk dat ik mij goed aan het tijdschema houd wat in de handleiding staat.
Beginsituatie: De kinderen hebben nog nooit aftrek sommen vanaf de 100 gemaakt en hebben ook nog nooit met het zegeltjes systeem gewerkt. Het is dus belangrijk dat ik dit duidelijk bespreek en het goed doorneem tijdens de verlengde instructie.
Vandaag (de dag voor de rekenles) waren de kinderen erg druk, ik hoop dat dit morgen wat minder is anders wordt het moeilijker om deze les goed over te brengen.
Materialen: gynzy blokken tool
Inleiding:
ik spreek eerst samen met de kinderen de doelen door. We gaan kijken naar een verhoudingstabel, we gaan oefenen met het zoeken van plattegronden bij blokkenbouwsels en we gaan kijken naar hoeveel zijvlakken een blokkenbouwsel heeft.
Kern:
Iedereen mag zijn boek open slaan op bladzijde 104, we gaan kijken naar opgave 1. Daar zie je een aantal blokkenbouwsels. Schilder Arie wil de muren van deze gebouwen gaan verven. De gebouwen bestaan uit allemaal losse blokken. *ik werk hier met de gyzny tool blokkenbouwsels. Hiermee kun je de blokkengebouwen na bouwen en ze van alle kanten bekijken* Op het bord zie je het zelfde gebouw als bij 1 in je boek. We gaan de vlakken tellen die we vanaf de voorkant kunnen zien: *wijs ieder blokje apart aan en tel hardop met de kinderen* Maar hoe kunnen we nou de achterkant tellen? Heeft iemand een idee? *laat een kind het uitleggen, als de uitleg goed is herhaal ik de uitleg nog een keer hard op voor de rest van de klas* Het leuke aan het blokkenbouwsel op mijn computer is dat ik hem kan rond draaien dus zo kunnen we controleren of we het goed hadden. *samen weer de blokken tellen* Als we dan dus de voorkant en de achter kant bij elkaar op tellen kijken we 16 vlakken die Arie moet schilderen.
Zo gaan we dit met alle bouwsels doen, we doen ze allemaal samen omdat het een moeilijk onderwerp is.
Daarna gaan we kijken naar het vervolg van opdracht 1. Want schilder Arie heeft alleen plattegronden gekregen van de gebouwen en nu wil hij wel weten welke gebouwen (1tm6) bij welke plattegrond hoort (A t/m F). Dat gaan we zo doen: bij A zie je dat het bouwsel uit 3 torens bestaat. Iedere toren bestaat uit 2 blokken. Welk bouwsel hoort bij deze plattegrond? *kind de beurt geven, uit laten leggen waarom* De rest van deze opdracht mag je samen doen met je schoudermaatje.
Als ieder duo klaar is bespreken we alle plattegronden samen net zoals de eerste.
Al deze blokkenbouwsels samen vormen een winkelcentrum en dat moet nu natuurlijk feestelijk geopend worden. Ieder kind dat binnenkomt krijgt een stokje met daaraan twee ballonnen. Nu wil de organisatie graag weten hoeveel ballonnen ze moeten kopen als ze 2/5/10/12 stokjes hebben. Maar hoe gaan we dit doen? We zeiden net dat aan 1 stokje 2 ballonnen zitten. Dat is dus het dubbele (1+1=2) hoeveel ballonnen moeten we dan hebben voor twee stokjes? *kind de beurt geven, vragen waarom dit het antwoord moet zijn* We zeiden net dat als we 1 stokje hadden dat je dan deed 1+1=2, nu doen we dus 2+2=4. Want we hebben twee stokjes, en aan ieder stokje zitten twee ballonnen, dan moet je dus denken aan de tafel van twee. Want je doet het aantal stokjes keer 2. Als je dat weet, hoeveel ballonnen hebben we dan nodig voor 5 stokjes. *kind laten antwoorden* 5x2=10 ballonnen.
Zo bespreek ik ook 10 en 12 stokjes.
Maar dan blijven er nog twee vakjes open. Want de organisatie heeft 6 ballonnen gekocht maar weet niet hoeveel stokjes ze daarvoor nodig hebben. Aan ieder stokje zitten twee ballonnen, hoeveel stokjes hebben we dan nodig voor 6 ballonnen? *teken een stokje op het bord met twee ballonnen eraan, herhaal dit twee keer, vraag iedere keer tussendoor hoeveel ballonnen hebben we nu en hoeveel stokjes. Stop bij 6 ballonnen. * We hebben dus drie stokjes nodig voor 6 ballonnen. Weet iemand misschien een makkelijk sommetje hiervoor? *probeer of een kind het misschien weet, als dit niet is is dit geen probleem* als we het aantal ballonnen door de helft doen krijgen we het aantal ballonnen. We hadden net 6 ballonnen, als we 6 door de helft doen houden we 3 over. Bij het volgende sommetje staat dat we 14 ballonnen hebben. Hoe rekenen we dan uit hoeveel stokjes we nodig hebben? *kind laten antwoorden, zorg dat ze uitleggen wat ze doen, belangrijk dat ze werken op de manier zoals ik net vertelde* De helft van 12 is 6, we hebben dus 6 stokjes nodig.
Op deze manier, dus aan de hand van tafels doen we ook de volgende tabel. De derde tabel mogen de kinderen zelfstandig doen, deze bespreken we aan het einde op dezelfde manier als de andere.
Het instructie groepje komt bij opdracht 3 bij mij aan tafel zitten en we doen deze tabel samen.
Afsluiting: de hulpjes mogen de boeken ophalen en de schriften mogen daarna opgehaald worden en bij mij op tafel gelegd worden dan kijk ik ze na.
Klas: C
Slb’er: Suzanne Raaijmakers
Datum: 18-03-2014
Stageschool: De Troubadour
Mentor: Eveline Vermeulen
Groep: 4
Lesdoel: De kinderen moeten na deze les getallen kunnen aanvullen t/m 100 in de vorm van een aftrek som. Ze moeten kunnen aftrekken t/m 100 met tientalpassering en ze moeten zich beter kunnen oriënteren op het bepalen van mogelijke prijzen bij artikelen.
Persoonlijke leerdoel: Zelf heb ik vaak erg veel moeite met rekenen, daarom is dit een goede training om zelf ook beter te worden in rekenen. Ook moet ik de uitleg goed visualiseren en zorgen dat ik het niet te moeilijk maak voor de kinderen.
Erg belangrijk is dat ik op de tijd let, de les moet niet te lang duren maar wel duidelijk zijn. Daarom is het belangrijk dat ik mij goed aan het tijdschema houd wat in de handleiding staat.
Beginsituatie: De kinderen hebben nog nooit aftrek sommen vanaf de 100 gemaakt en hebben ook nog nooit met het zegeltjes systeem gewerkt. Het is dus belangrijk dat ik dit duidelijk bespreek en het goed doorneem tijdens de verlengde instructie.
Vandaag (de dag voor de rekenles) waren de kinderen erg druk, ik hoop dat dit morgen wat minder is anders wordt het moeilijker om deze les goed over te brengen.
Materialen: gynzy blokken tool
Inleiding:
ik spreek eerst samen met de kinderen de doelen door. We gaan kijken naar een verhoudingstabel, we gaan oefenen met het zoeken van plattegronden bij blokkenbouwsels en we gaan kijken naar hoeveel zijvlakken een blokkenbouwsel heeft.
Kern:
Iedereen mag zijn boek open slaan op bladzijde 104, we gaan kijken naar opgave 1. Daar zie je een aantal blokkenbouwsels. Schilder Arie wil de muren van deze gebouwen gaan verven. De gebouwen bestaan uit allemaal losse blokken. *ik werk hier met de gyzny tool blokkenbouwsels. Hiermee kun je de blokkengebouwen na bouwen en ze van alle kanten bekijken* Op het bord zie je het zelfde gebouw als bij 1 in je boek. We gaan de vlakken tellen die we vanaf de voorkant kunnen zien: *wijs ieder blokje apart aan en tel hardop met de kinderen* Maar hoe kunnen we nou de achterkant tellen? Heeft iemand een idee? *laat een kind het uitleggen, als de uitleg goed is herhaal ik de uitleg nog een keer hard op voor de rest van de klas* Het leuke aan het blokkenbouwsel op mijn computer is dat ik hem kan rond draaien dus zo kunnen we controleren of we het goed hadden. *samen weer de blokken tellen* Als we dan dus de voorkant en de achter kant bij elkaar op tellen kijken we 16 vlakken die Arie moet schilderen.
Zo gaan we dit met alle bouwsels doen, we doen ze allemaal samen omdat het een moeilijk onderwerp is.
Daarna gaan we kijken naar het vervolg van opdracht 1. Want schilder Arie heeft alleen plattegronden gekregen van de gebouwen en nu wil hij wel weten welke gebouwen (1tm6) bij welke plattegrond hoort (A t/m F). Dat gaan we zo doen: bij A zie je dat het bouwsel uit 3 torens bestaat. Iedere toren bestaat uit 2 blokken. Welk bouwsel hoort bij deze plattegrond? *kind de beurt geven, uit laten leggen waarom* De rest van deze opdracht mag je samen doen met je schoudermaatje.
Als ieder duo klaar is bespreken we alle plattegronden samen net zoals de eerste.
Al deze blokkenbouwsels samen vormen een winkelcentrum en dat moet nu natuurlijk feestelijk geopend worden. Ieder kind dat binnenkomt krijgt een stokje met daaraan twee ballonnen. Nu wil de organisatie graag weten hoeveel ballonnen ze moeten kopen als ze 2/5/10/12 stokjes hebben. Maar hoe gaan we dit doen? We zeiden net dat aan 1 stokje 2 ballonnen zitten. Dat is dus het dubbele (1+1=2) hoeveel ballonnen moeten we dan hebben voor twee stokjes? *kind de beurt geven, vragen waarom dit het antwoord moet zijn* We zeiden net dat als we 1 stokje hadden dat je dan deed 1+1=2, nu doen we dus 2+2=4. Want we hebben twee stokjes, en aan ieder stokje zitten twee ballonnen, dan moet je dus denken aan de tafel van twee. Want je doet het aantal stokjes keer 2. Als je dat weet, hoeveel ballonnen hebben we dan nodig voor 5 stokjes. *kind laten antwoorden* 5x2=10 ballonnen.
Zo bespreek ik ook 10 en 12 stokjes.
Maar dan blijven er nog twee vakjes open. Want de organisatie heeft 6 ballonnen gekocht maar weet niet hoeveel stokjes ze daarvoor nodig hebben. Aan ieder stokje zitten twee ballonnen, hoeveel stokjes hebben we dan nodig voor 6 ballonnen? *teken een stokje op het bord met twee ballonnen eraan, herhaal dit twee keer, vraag iedere keer tussendoor hoeveel ballonnen hebben we nu en hoeveel stokjes. Stop bij 6 ballonnen. * We hebben dus drie stokjes nodig voor 6 ballonnen. Weet iemand misschien een makkelijk sommetje hiervoor? *probeer of een kind het misschien weet, als dit niet is is dit geen probleem* als we het aantal ballonnen door de helft doen krijgen we het aantal ballonnen. We hadden net 6 ballonnen, als we 6 door de helft doen houden we 3 over. Bij het volgende sommetje staat dat we 14 ballonnen hebben. Hoe rekenen we dan uit hoeveel stokjes we nodig hebben? *kind laten antwoorden, zorg dat ze uitleggen wat ze doen, belangrijk dat ze werken op de manier zoals ik net vertelde* De helft van 12 is 6, we hebben dus 6 stokjes nodig.
Op deze manier, dus aan de hand van tafels doen we ook de volgende tabel. De derde tabel mogen de kinderen zelfstandig doen, deze bespreken we aan het einde op dezelfde manier als de andere.
Het instructie groepje komt bij opdracht 3 bij mij aan tafel zitten en we doen deze tabel samen.
Afsluiting: de hulpjes mogen de boeken ophalen en de schriften mogen daarna opgehaald worden en bij mij op tafel gelegd worden dan kijk ik ze na.