Naam student: Hanneke Merks
Klas: C
Slb’er: Suzanne Raaijmakers
Datum: ??
Stageschool: De Troubadour
Mentor: Eveline/Jelka
Groep: 4a
Lesdoel: de kinderen kunnen woorden met eind-d correct schrijven. Dit zijn woorden zoals hond en zand.
Persoonlijke leerdoel: ik wil een duidelijke les spelling kunnen geven waarbij ik rekening kan houden met niveau verschillen en hierop kan in spelen.
Beginsituatie: dit is een telkens terug kerend onderwerp in spelling. Ook zijn er altijd veel kinderen die dit een moeilijk onderwerp vinden. Dit komt doordat de regel anders is dan je zou denken als je het woord hoort. Het is dus belangrijk om bij deze les rekening te houden met de niveau verschillen die zullen ontstaan tijdens het geven van deze les.
Materialen: computerprogramma van de methode, werkboek
Inleiding:
de hulpjes mogen de werkboeken uitdelen en iedereen mag zijn werkboek open slaan op bladzijde 38. Eerst gaan we ‘wat weet je nog samen doorspreken’. Dit heb je geleerd. Je hebt geleerd hoe je worden schrijft met een d aan het einde die klinkt als een t. Dit is bijvoorbeeld het geval bij het woord hond. Weet iemand nog meer van zulke woorden? Woord , wond, hand, eend etc. Weet je nog? Hond, je hoort een t. Je maakt het woord langer: honden, je hoort nu een d dus je schrijft een d.
We gaan nog eventjes samen een paar voorbeelden doen: het woord ‘woord’. Als je meer dan een woord hebt worden het woorden, hierin hoor je een d dus schrijf je woord ook met een d! Snapt iedereen dit? Zo nee, we doen nog een keer het zelfde met het woord bond: bond, je hoort een t, we maken het woord langer, bonden, nu hoor je een d dus je schrijft het woord met een d.
Kern:
Nu gaan we naar de opdrachten kijken. Bij opdracht 1 zie je een plaatje van twee voorwerpen. Eerst ga je kijken wat het is. De eerste doen we samen: wat zien we op het plaatje? We zien twee bedden. Hoe schrijven we het woord bedden? *een kind het laten spellen* Goed zo, in het woord bedden zit twee keer de letter d. Maar ik heb maar 1 bed op mijn kamer staan, hoe schrijf ik het woord bed dan? *een kind het laten spellen* In het woord bedden hoorde je dat er de letter d in zat, dat blijft dus hetzelfde als we het woord bed gaan schrijven, bed schrijf je dus met een d. Zo ga je dit ook bij al de andere vragen doen.
Bij opdracht twee staan allemaal zinnetjes, maar uit die zinnetjes zijn woorden weg. En niet zomaar wat woorden, het zijn allemaal woorden waarvan jij moet weten of ze met een d of een t aan het einde worden geschreven. Soms staat er een plaatje als aanwijzing en soms staat de eerste letter van het woord er al. We doen weer het eerste zinnetje samen: wat vind jij de leukste t…. van het jaar? Heeft iemand een idee welk woord er moet komen te staan op de puntjes, het woord moet beginnen met een t. *een kind de beurt geven om te zeggen welk woord op de puntjes moet* Inderdaad het woord tijd moet op de puntjes, maar wat is de laatste letter van het woord tijd? Tij.. -> tijden-> tijd.
Zo ga je dit ook bij alle andere zinnetjes doen.
Bij opdracht 3 staat een tekeningetje met allemaal nummers erop. Die nummers staan ook langs de tekening in een rijtje. We gaan samen kijken wat er bij nummer 1 staat: bij nummer 1 zie je een woord staan. Het maakt niet uit welk woord het is. Wat wel belangrijk is, schrijven we het woord ‘woord’ met een d of met een t aan het einde? *kind het laten uitleggen* Zoals we dit nu bij 1 hebben gedaan ga je dat dadelijk zelf ook bij de andere nummertjes doen. Bij nummer 2 zie je bijvoorbeeld een kind, maar hoe schrijf je het woord kind? Hier ga je dadelijk zelf over nadenken en dan schrijf je het op bij nummertje 2.
Als laatste is er nog opdracht 4. Bij 4a zie je 4 woorden staan die eindigen op een t, je gaat woorden zoeken die hier op rijmen maar die eindigen op een d. Wie weet er bijvoorbeeld een woord dat rijmt op het woord dat en wat ook nog eens eindigt op een d?
Het zelfde ga je doen bij 4b, alleen staan hier allemaal woorden die eindigen op een d en je moet juist een woord zoeken wat eindigt op een t.
Ik denk dat jullie nu wel aan de slag kunnen! Jullie hebben 20 minuten om de opdrachten te maken. Ben je al eerder klaar? Dan mag je aan je weektaak gaan werken tot de tijd voorbij is.
Afsluiting: we bespreken samen alle opdrachten en kijken waar het vaak fout is gegaan. Zijn er kinderen die het trucje echt nog niet snappen? Dan bespreken we die opdracht nog even. Ik doe daarna ook nog eventjes een vragenronde of er nog kinderen zijn die vragen hebben over bepaalde dingen.
Daarna mogen de hulpjes de werkboeken opruimen en mag iedereen zijn of haar tafel leeg maken.
Klas: C
Slb’er: Suzanne Raaijmakers
Datum: ??
Stageschool: De Troubadour
Mentor: Eveline/Jelka
Groep: 4a
Lesdoel: de kinderen kunnen woorden met eind-d correct schrijven. Dit zijn woorden zoals hond en zand.
Persoonlijke leerdoel: ik wil een duidelijke les spelling kunnen geven waarbij ik rekening kan houden met niveau verschillen en hierop kan in spelen.
Beginsituatie: dit is een telkens terug kerend onderwerp in spelling. Ook zijn er altijd veel kinderen die dit een moeilijk onderwerp vinden. Dit komt doordat de regel anders is dan je zou denken als je het woord hoort. Het is dus belangrijk om bij deze les rekening te houden met de niveau verschillen die zullen ontstaan tijdens het geven van deze les.
Materialen: computerprogramma van de methode, werkboek
Inleiding:
de hulpjes mogen de werkboeken uitdelen en iedereen mag zijn werkboek open slaan op bladzijde 38. Eerst gaan we ‘wat weet je nog samen doorspreken’. Dit heb je geleerd. Je hebt geleerd hoe je worden schrijft met een d aan het einde die klinkt als een t. Dit is bijvoorbeeld het geval bij het woord hond. Weet iemand nog meer van zulke woorden? Woord , wond, hand, eend etc. Weet je nog? Hond, je hoort een t. Je maakt het woord langer: honden, je hoort nu een d dus je schrijft een d.
We gaan nog eventjes samen een paar voorbeelden doen: het woord ‘woord’. Als je meer dan een woord hebt worden het woorden, hierin hoor je een d dus schrijf je woord ook met een d! Snapt iedereen dit? Zo nee, we doen nog een keer het zelfde met het woord bond: bond, je hoort een t, we maken het woord langer, bonden, nu hoor je een d dus je schrijft het woord met een d.
Kern:
Nu gaan we naar de opdrachten kijken. Bij opdracht 1 zie je een plaatje van twee voorwerpen. Eerst ga je kijken wat het is. De eerste doen we samen: wat zien we op het plaatje? We zien twee bedden. Hoe schrijven we het woord bedden? *een kind het laten spellen* Goed zo, in het woord bedden zit twee keer de letter d. Maar ik heb maar 1 bed op mijn kamer staan, hoe schrijf ik het woord bed dan? *een kind het laten spellen* In het woord bedden hoorde je dat er de letter d in zat, dat blijft dus hetzelfde als we het woord bed gaan schrijven, bed schrijf je dus met een d. Zo ga je dit ook bij al de andere vragen doen.
Bij opdracht twee staan allemaal zinnetjes, maar uit die zinnetjes zijn woorden weg. En niet zomaar wat woorden, het zijn allemaal woorden waarvan jij moet weten of ze met een d of een t aan het einde worden geschreven. Soms staat er een plaatje als aanwijzing en soms staat de eerste letter van het woord er al. We doen weer het eerste zinnetje samen: wat vind jij de leukste t…. van het jaar? Heeft iemand een idee welk woord er moet komen te staan op de puntjes, het woord moet beginnen met een t. *een kind de beurt geven om te zeggen welk woord op de puntjes moet* Inderdaad het woord tijd moet op de puntjes, maar wat is de laatste letter van het woord tijd? Tij.. -> tijden-> tijd.
Zo ga je dit ook bij alle andere zinnetjes doen.
Bij opdracht 3 staat een tekeningetje met allemaal nummers erop. Die nummers staan ook langs de tekening in een rijtje. We gaan samen kijken wat er bij nummer 1 staat: bij nummer 1 zie je een woord staan. Het maakt niet uit welk woord het is. Wat wel belangrijk is, schrijven we het woord ‘woord’ met een d of met een t aan het einde? *kind het laten uitleggen* Zoals we dit nu bij 1 hebben gedaan ga je dat dadelijk zelf ook bij de andere nummertjes doen. Bij nummer 2 zie je bijvoorbeeld een kind, maar hoe schrijf je het woord kind? Hier ga je dadelijk zelf over nadenken en dan schrijf je het op bij nummertje 2.
Als laatste is er nog opdracht 4. Bij 4a zie je 4 woorden staan die eindigen op een t, je gaat woorden zoeken die hier op rijmen maar die eindigen op een d. Wie weet er bijvoorbeeld een woord dat rijmt op het woord dat en wat ook nog eens eindigt op een d?
Het zelfde ga je doen bij 4b, alleen staan hier allemaal woorden die eindigen op een d en je moet juist een woord zoeken wat eindigt op een t.
Ik denk dat jullie nu wel aan de slag kunnen! Jullie hebben 20 minuten om de opdrachten te maken. Ben je al eerder klaar? Dan mag je aan je weektaak gaan werken tot de tijd voorbij is.
Afsluiting: we bespreken samen alle opdrachten en kijken waar het vaak fout is gegaan. Zijn er kinderen die het trucje echt nog niet snappen? Dan bespreken we die opdracht nog even. Ik doe daarna ook nog eventjes een vragenronde of er nog kinderen zijn die vragen hebben over bepaalde dingen.
Daarna mogen de hulpjes de werkboeken opruimen en mag iedereen zijn of haar tafel leeg maken.